De yin en yang van innovatie in de publieke sector
De publieke sector is creatief en innovatie is mogelijk, maar vereist ook destructie. Naast het genereren van nieuwe ideeën, is het essentieel om bestaande structuren en processen kritisch te evalueren en waar nodig af te schaffen. Door ruimte te creëren voor experimenten en nieuwe benaderingen, én door oude, ineffectieve werkwijzen los te laten, kan de publieke sector haar innovatiekracht versterken en beter inspelen op de veranderende behoeften van de samenleving.
Creative destructie verwijst naar het proces waarin nieuwe innovaties oude werkmethoden, technologieën en/of bedrijven verdringen, wat leidt tot economische groei en vooruitgang. Dit cyclische proces, geïntroduceerd door Joseph Schumpeter in 1942, leidt tot de ondergang van het gevestigde en creëert ruimte voor nieuwe, efficiëntere producten, diensten of processen die beter aansluiten bij de behoeften van het moment. De theorie rond creative destructie is fundamenteel geweest in ons denken over innovatie en al hebben we sindsdien alweer veel nieuwe inzichten opgedaan aangaande innovatie, is het goed om af en toe weer terug te keren naar de basis. En dat is de simpele constatering van deze Oostenrijkse econoom, dat er destructie nodig is om ruimte te hebben voor innovatie. Dit geldt zeker als het gaat over innovatie in de publieke sector.
Innovatie in de publieke sector komt veel voor
Er heerst soms de misvatting dat de publieke sector achterblijft in het genereren van vernieuwende ideeën. In werkelijkheid toont onderzoek aan dat de publieke sector zich wel degelijk creatief toont en onderneemt zij veel initiatieven om service, processen en beleid te innoveren. Aan creativiteit is dus echt geen tekort, aan destructie echter wel.
In de private sector is de markt een krachtige destructieve kracht; het verdedigen van de concurrentiepositie en het behouden van klanten dwingt bedrijven om continu te vernieuwen. Als zij zelf niet veranderen, dan worden zij vanzelf vervangen. Deze stimulans ontbreekt vaak in publieke organisaties. In plaats daarvan worden deze organisaties door politieke belangen, bureaucratische structuren, strikte wetgeving en risicomijdende culturen juist beschermd tegen destructie. Hierdoor vindt vernieuwing vaak pas plaats in tijden van grote crises.
Innovatie is creatie en destructie
Het gebrek aan destructie in de publieke sector betekent dat er te weinig ruimte is om creatieve ideeën verder te ontwikkelen en te laten bloeien. Desondanks is het belangrijk dat de sector innoveert, omdat de maatschappelijke druk om te verbeteren en te presteren toeneemt. Men verlangt dat publieke organisaties daadkrachtiger omgaan met hedendaagse uitdagingen, maar als er gelijktijdig geen destructie plaatsvindt, dan is dat heel moeilijk. Dit vraagt dus extra veel van een innovator in de publieke sector.
Een effectieve innovator moet dus haar eigen destructie organiseren om ruimte te maken voor creatie. Innovatie vereist een balans tussen creatie en destructie – de yin en yang van vernieuwing. De innovator zal geconfronteerd worden met legitimiteitsdiscussies, verankerd in bestaande culturele, cognitieve, normatieve, politieke, organisatorische en wettelijke verwachtingen, welke zij moet navigeren.
Een complexe transformatie
Een complex transitieproces moet worden bestuurd, waarbij een passende strategie wordt ontwikkeld, steun wordt gemobiliseerd en weerbarstige dynamieken worden gemanaged. Alleen door voldoende ruimte te creëren, kan een goed idee succesvol worden ontwikkeld en opgeschaald.
Conclusie: er is geen tekort aan creativiteit in de publieke sector, maar vooral te weinig destructie en daardoor te weinig ruimte om deze ideeën te ontwikkelen en tot bloei te laten komen. Innovatie vraagt om moed en de wil om gevestigde structuren te doorbreken. En natuurlijk een goed transformatieplan!
Lees ook de pagina over onze visie op innovatie in de publieke sector.